Gewonden na aanvaring

Op het IJ in Amsterdam zijn vorige week vrijdag een binnenvaartschip en een veerpont met elkaar in aanvaring gekomen. Daarbij zijn vier mensen gewond geraakt. Twee van hen zijn naar het ziekenhuis gebracht. De politie onderzoekt of er mogelijk een derde schip bij het ongeluk betrokken was.

Op Facebook regende het in verschillende scheepvaart en watersport groepen gelijk van reacties. Zeer stellige uitspraken van de spreekwoordelijke beste stuurlui die kennelijk ooit eens ergens een klok hadden horen luiden, maar de klepel nog niet gevonden hebben.

Voor elke schipper is het relevant te weten welke regels er gelden met betrekking tot een veerpont. 

Ten eerste is het relevant om te weten wat een veerpont is. Het Binnenvaart Politiereglement (BPR) dat op het IJ van toepassing is geeft daarvoor een definitie. Hierin zijn twee punten van belang. Een veerpont onderhoudt een veerdienst waarbij een vaarweg wordt overgestoken en een veerpont is door de bevoegde autoriteit aangemerkt als veerpont. De regels onderscheiden verder twee soorten veerponten: vrijvarend en niet-vrijvarend. Die laatste zijn verponden met een kabel dwars over het vaarwater of met een ankerlijn juist in de lengte van de vaarweg.

Vervolgens bevat het BPR diverse bepalingen waaraan een veerpont moet voldoen, zoals het voeren van speciale lichten (groen boven wit rondschijnend) en een vrijvarende pont voert ook nog boordlichten en een heklicht afhankelijk van de richting waarin het vaart.
In Afdeling IV Artikel 6.23 van het BPR staan de vaarregels waaraan een veerpont zich moet houden.

  1. Een veerpont mag slechts vertrekken, keren of het vaarwater oversteken, nadat hij zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.
  2. Een veerpont mag bij vertrek, keren of oversteken van het vaarwater medewerking verlangen van een groot schip.
  3. Een klein schip moet voorrang verlenen aan een vertrekkende, kerende of overstekende veerpont.

Een veerpont moet dus goed uitkijken en kleine schepen verlenen voorrang aan een veerpont. Een groot schip hoeft geen voorrang te verlenen, maar wordt wel geacht medewerking te verlenen. Bijvoorbeeld door even in te houden of iets op te sturen. In de praktijk zullen de schippers van beide schepen dat via de marifoon even afstemmen.

Waar het in Amsterdam fout ging wordt natuurlijk onderzocht en hierover komt mogelijk pas veel later duidelijkheid. Ter zijner tijd leest u daar weer over in de Vaarwijzer Nieuwsbrief.

Proefvaren op de Schelde


De loodsen van het Vlaamse agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust (MDK) gaan op de Schelde proefvaren met schepen met een diepgang tot 16 m. Van Vlissingen tot in het Antwerpse Deurganckdok. Als de proef slaagt dan wordt Antwerpen ook bereikbaar voor de nieuwe grotere containerschepen.

Op het Nederlandse deel van de Schelde, de voor zeegaande schepen bevaarbare Westerschelde, en het Belgische deel van de Schelde tot aan de havens van Antwerpen geldt het Scheepvaartreglement Westerschelde (SRW). Dit reglement is speciaal geschreven voor dit bijzondere vaarwater met getijden, drukke beroepsvaart, zandbanken, bochtige geulen en bevat onder andere bepalingen die deels van het Binnenvaart Politiereglement en van de Bepalingen ter Voorkoming van Aanvaringen op Zee zijn geleend.

In het SRW vooral ook veel aandacht voor de omgang met de grote diepstekende zeeschepen die gebonden zijn aan de vaargeul die op de meeste plekken maar weinig ruimte biedt. Een veilige vaart en het bevorderen van een vlotte doorvaart zijn beiden van belang in deze aanloop naar belangrijke havengebieden. Kleine schepen wijken in het SRW-gebied altijd voor grote schepen. Naast beperkt manoeuvreerbare schepen kent het SRW ook zogenaamde bovenmaatse schepen. Dat zijn schepen die door hun afmetingen beperkt zijn in hun manoeuvreerbaarheid.  Dergelijke schepen worden door de bevoegde autoriteiten aangewezen als 'bovenmaats'. Voor de overige scheepvaart zijn deze schepen te herkennen aan een zwarte cilinder als dagmerk en drie rode rondomschijnende lichten bij nacht en slecht zicht. Bovenmaatse schepen hebben voorrang op de andere scheepvaart en varen eigenlijk altijd onder begeleiding van een loods. 

Illustratie uit het ANWB Cursusboek Klein Vaarbewijs. Kennis van het SRW is een vereiste voor het examen Klein Vaarbewijs 2 en staat onder andere beschreven in het genoemde cursusboek van de ANWB. Het SRW en alle andere vaarregels die in Nederland en BelgiĆ« gelden vindt u onder andere in de ANWB Wateralmanak deel 1.